Museum met kinderen: op bezoek bij Hergé
Naar een museum met kinderen? Dat hoeft absoluut niet saai te zijn. Neem je kroost eens mee naar het Waals-Brabantse Louvain-la-Neuve, waar het Hergé museum uitpakt met Kuifje en andere creaties van de legendarische tekenaar.
Museum met kinderen
Kuifje zou trouwens stomverbaasd geweest zijn, moest iemand hem verteld hebben dat hij ooit in een pand van sterarchitect Christian De Portzamparc zou wonen. Dat opmerkelijke gebouw herbergt het verhaal van de in golfbroek gestoken reporter en zijn hondje. En dat van zijn Brusselse maker Hergé natuurlijk.

Een bezoek aan een museum met kinderen is niet altijd evident. Ook onze eigen kinderen schrikken er soms voor terug en laten ons dat weten in niet mis te verstane bewoordingen (denk: ‘oh nee he!’ of ‘eikes!‘). Maar het Hergémuseum is dan ook geen doorsnee museum.
Kuifje
“Kuifje heeft me gelukkig gemaakt. Ik heb wat ik deed heel goed proberen te doen en bovendien werd ik er voor betaald. Dat is het toppunt, toch?” liet Hergé in 1975 optekenen in de krant La Libre Belgique. Georges Remi, zoals de tekenaar eigenlijk heette, klonk als een tevreden man toen hij de zeventig naderde en terugblikte op zijn beeldrijke parcours.
De weg die hij aflegde wàs ook tamelijk spectaculair, van een ‘banale jeugd’ (zijn eigen woorden) in het onooglijke Etterbeek naar een solide reputatie als schepper van een wereldwijd geliefd personage, waar zelfs Hollywood likkebaardend zijn filmcamera’s voor boven haalt. Onderweg van Etterbeek naar Hollywood is er natuurlijk gewerkt. Héél hard gewerkt.

Georges Remi – naar het museum met kinderen
Dat zat er blijkbaar al vroeg in, leren we in de museumzalen die gewijd zijn aan Hergé’s jeugdjaren. De jonge Georges – die eigenlijk liever Remi genoemd werd – was als zevenjarige knaap niet weg te slaan bij zijn schetsboek. Dat vulde hij onder meer met verhalen over een Brussels straatjoch uit de Marollen, een vroege voorloper van het duo Kwik & Flupke.
Een andere bron van geluk waren zijn avonturen met de scouts, waar hij de rest van zijn leven glanzende herinneringen aan overhield. Voor de rest gebeurde er niet veel in die vroege 20ste eeuw, tenminste niet in het leven van de jonge Hergé. In het gezin waar hij opgroeide werd weinig gelezen en op reis gaan deden ze ook amper. Al die uitsloverij à la Dingenzoekers is dus blijkbaar nergens voor nodig: ook zonder boeken en tripjes komt het goed.

Kat en hond – naar het museum met kinderen
Later werd zijn thuisbasis net heel belangrijk: te midden van zijn schilderijen, zijn boeken en zijn katten voelde Hergé – afgeleid van RG of Remi Georges – zich het meest in zijn nopjes. Grappig dat hij zelf zo’n onvoorwaardelijke fan van katten was, maar Kuifje toch een hond meegaf als metgezel. ‘Waarom geen konijntje?’ vraagt Lucy. Thuis heeft ze een exemplaar dat moeiteloos alle mogelijke hoofd- en bijrollen voor zijn rekening zou nemen. Hergé heeft haar daarover niet geconsulteerd. Dat had hij natuurlijk beter wel gedaan.
De advertenties, affiches en catalogi die hij als jonge tekenaar in opdracht maakte, zijn nog steeds het bekijken waard. Eentje die er uit springt is die voor Biscuits Parein uit Antwerpen. De illustratie met gouache uit 1933 verraadt zijn liefde voor de klare lijn en zijn trefzekere kleurkeuze. Hij werkte ook als letterontwerper en was in al zijn werk, zo komen we te weten, zorgvuldig ‘op het pietluttige af’.
In zaal 3 gaat het over Hergé’s papieren familie, waarmee hij zich vanaf 10 januari 1929 omringt. Op die dag ziet Kuifje het licht in Le Petit Vingtième, de wekelijkse jeugdbijlage van de katholieke krant Le Vingtième Siècle. Het was de tijd van de grote reporters die met hun koffertje de wereld rondreisden, met de boot, de Trans-Siberië express… “Het ideaal voor mij, dat was de reporter, mijn held. Ik bewonderde journalisten”, zei Hergé daar achteraf over.

Schurk of niet?
Die bewondering zette hij met Kuifje om in een levenswerk, dat al snel na verschijnen razend populair werd. De kleine vernuftige reporter, zijn hondje Bobbie en personages als professor Zonnebloem en Kapitein Haddock appelleerden aan een algemene nieuwsgierigheid en zin voor avontuur van het publiek. In 1930 volgden de eerste afleveringen van Kwik & Flupke, voor dezelfde krantenbijlage. In het daarop volgende decennium creëerde Hergé de meeste van zijn personages, zich telkens verder verdiepend in het universum van het beeldverhaal. Dat stond in zijn kinderschoenen en werd nog niet serieus genomen, zoals nu. Kuifje zou altijd Hergé’s meest bekende en geliefde strip blijven.
De audioguide voorziet zowel kinderen als volwassenen van de nodige uitleg bij elke vitrine. Felix en Mirtha verdiepen zich in de schurk Rastapopoulos, Kuifje’s aartsvijand. Deze witteboordcrimineel met bedenkelijke kledingsmaak en kleuterachtige driftbuien verscheen voor het eerst in het album ‘De sigaren van de farao’.

Het geheim van de snor – naar het museum met kinderen
De rubriek slechteriken wordt afgesloten door een kwisje: een resem personages van wie je moet zeggen of het echte booswichten waren of ‘gewoon deugnieten die toch nog een eerlijk hart hadden en niet echt in staat waren tot heel slechte dingen’, zo legt Felix het uit.
Intussen probeert Lucy uit te vissen wat het verschil is tussen Jansen en Janssen, ofwel Dupont en Dupond. Het geheim blijkt in de snor te zitten (al werkt dat truukje alleen in de originele Franstalige versie). Het museum is meer dan één bezoek waard, afhankelijk van hoe diepgaand je alle info wil verwerken. Kinderen en ouders kunnen dankzij de audioguide hun eigen keuzes maken in het parcours. En daar vaart iedereen wel bij. We zeiden het al: een bezoek aan een museum met kinderen kan ook goed uitpakken.
Hergémuseum, Rue du Labrador 26, 1348 Louvain-la-Neuve. Info: www.museeherge.com