Spoken en ruïnes: buiten spelen bij de abdij van Villers-la-Ville
Heb je het over een abdijmuseum, dan staan kinderen doorgaans niet te popelen. Noem je het daarentegen buiten spelen? Dan wil iedereen mee. In de abdij van Villers-la-Ville vallen er in elk geval spannende dingen te beleven. Wij dwaalden op een mooie herfstdag door de magische ruïnes, op zoek naar de geest van een oude monnik.

Buiten spelen in magische ruïnes

Rustige en woelige tijden wisselen elkaar af, tot de Franse Revolutie het goddelijke feestje komt bederven. In 1796 is het uit met de pret: de revolutionairen schaffen de abdij van Villers-la-Ville simpelweg af. Praktisch als ze zijn, verkopen ze de boel wel aan een handelaar in bouwmaterialen. Nadat die al wat bruikbaar is heeft meegenomen en ook de tand des tijds zijn duit in het zakje heeft gedaan, zijn er slechts ruïnes over. Maar… die zijn wonderbaarlijk mooi en moeten – mits de juiste lichtinval – niet onderdoen voor historisch erfgoed in Frankrijk of Italië.

‘Monnik Radulf bereddert de zaken nu vanuit het hiernamaals’
De resten van de gebouwen liggen uitgespreid over een groen domein van ruim 100 ha. Dat nodigt uit tot kuieren, mijmeren en weer een beetje verder kuieren. En voor nieuwsgierige families ook tot een zoektocht, waartoe we worden aangemaand door Radulf. Deze rare snuiter was ooit monnik in de abdij en bereddert nu de zaken vanuit het hiernamaals. Hij heeft hulp nodig, legt hij in het bijhorende boekje uit, bij het bevrijden van de geest van een vroegere kompaan. Worden alle opdrachten met succes uitgevoerd, dan komt de naam van de monnik tevoorschijn. Die moeten de kinderen drie keer luidop uitspreken, waarna zijn ziel in vrede zal rusten. Amen.

Post tenebras – buiten spelen
Maar voor het zover is, moeten we een parcours van zo’n vijftien etappes afleggen. Dat begint bij de ‘verwarmde zaal’, de enige plek in de hele abdij waar destijds de haard brandde. De kinderen moeten hier een gesculpteerde steen zien te vinden en te weten komen welk dier erop staat. Onder dat dier staat een spreuk in het Latijn: ‘Post tenebras spero lucem.’ Na de duisternis hoop ik op het licht, noteert Felix. Koude rillingen overvallen ons: het betere mystieke moment is nabij.

Naast de verwarmde zaal zitten de latrines, een deftige naam voor toiletten. Er net onder horen we de rivier stromen, want doortrekken konden ze in de 13de eeuw nog niet. In de refter komen we te weten dat er in strikte stilte moest worden gegeten door de monniken. De enige die mocht praten was degene die uit de Bijbel voorlas. “Dat moet niet gezellig geweest zijn”, denkt Felix.
Salie en munt – buiten spelen
Ook al omdat er niet bepaald uitgebreid te tafelen viel. In de winter aten de monniken maar één maaltijd per dag (en daar was vast geen dessert bij, vermoedt Lucy), in de zomer twee. De keuken daarentegen, of wat er van over is, ziet er best oké uit. Hier werden de maaltijden klaargemaakt: brood, dikke soep, soms eieren, kip of vis. Maar geen vlees van viervoeters: dat was strikt verboden, om God weet wat voor reden. “Waarom? Daarom!” zei Sint Benedictus waarschijnlijk.

In de tuin met geneeskrachtige planten treffen we een hele resem kruiden die als medicijn werden ingezet. Salie bijvoorbeeld, dat dienst deed tegen hoofdpijn, zware benen en verkrampte spieren. Munt was dan weer goed tegen reuma en pijnlijk tandvlees en smeerwortel hielp tegen littekens. Zo hadden de monniken hun eigen apotheek, maar het beste medicijn was waarschijnlijk hun geloof in God. De gevel van de portierswoning en het gastenverblijf, waar bezoekers van de abdij van Villers-la-Ville werden opgevangen, is in de loop der jaren door groen overwoekerd. Romantischer dan dit krijg je het niet.

Roddelzaal – buiten spelen
Al is de kerk ook niet mis. Aan wat doet het grondplan je denken? vraagt Radulf. Aan het kruis van Jezus, schrijft Felix op. Via het kloosterpand, omgeven door overdekte galerijen, bereiken we de kapittelzaal, waar de monniken elke dag de koppen bij elkaar staken om zonden op te biechten of elkaar van iets te beschuldigen. De roddel- en ruziezaal dus eigenlijk.

‘De kopiisten gebruikten een pluim om mee op dierenhuid te schrijven’
Het armarium was de bibliotheek, een grote kast waarin de boeken werden bewaard. Die waren enorm kostbaar, want werden met de hand geschreven. Pennen bestonden nog niet en de kopiisten gebruikten een pluim, waarvan de punt geslepen was om ermee te kunnen schrijven. Papier was er ook al niet: dierenhuiden klaarden de klus.

Terwijl Felix de naam van de te bevrijden ziel ontcijfert, duikt Lucy al in de wirwar van onderaardse gangen. “Cool hier!” roept ze van beneden. Haar verblijf in de gevangenis was zo te zien niet al te traumatisch. Misschien kwam Benedictus wel langs met snoep.
Buiten spelen in Abdij van Villers-la-Ville, Rue de l’Abbaye 55, 1495 Villers-la-Ville. Af en toe zijn er ook voorstellingen en tentoonstellingen op de site. Info: www.villers.be
Nog meer buiten spelen alsof je een echte prinses of ridder bent? Check dan Het geheim van het Mottekasteel of het Doolhof van Loppem.
Misschien zie je het buiten spelen als een avontuur? Heb je altijd al eens willen leren vissen of wildplukken in de Ardennen?